Citadelpark Gent

Buskruitfabriek Cooppal Wetteren

Vliegvelden WO I Regio Gent

WO I Munitiepark Kwatrecht

De Dodendraad

De Hollandstellung - Duitse WO I bunkerlinie

Reichsschüle Flandern - SS-School Kwatrecht

Duitse Atlantic Wall Radarpost - Goldammer

WOI en II Munitiedepot De Ghellinck Zwijnaarde

Duitse gangen onder centrum Gent WOII

Publieke WOII Schuilplaatsen Groot Gent

Het Fort van Eben Emael

KW-linie

WO I - Kwatrecht - Melle

18 daagse veldtocht gekoppeld aan TPG

Neergestorte B17 te Kwatrecht 19-09-1944

De bevrijding WO II van de regio rond TPG

Details van de legers:

Gesneuveldenlijsten:

Contact en onbeantwoorde vragen

Media-aandacht

Copyright

Links

Beschrijving van bruggenhoofd Gent.

Bouwproject A: De bouw van 25 bunkers op het grondgebied van Wetteren (Kwatrecht) en Melle.

Aannemer: "SA Belge des Poutres et Planchers Siegwart" uit Baasrode

De firma "SA Belge des Poutres et Planchers Siegwart" uit Baasrode, was een dochteronderneming van een Zwitserse vennootschap gespecialiseerd in gewapend beton en allerlei afgeleide producten. Naast een productie-eenheid van gewapende betonelementen bezat de firma ook een afdeling monteurs voor op werven. Het bedrijf werd opgericht in 1906 en kende zijn top in 1949 met een totale tewerkstelling van 149 arbeiders. Het bedrijf ging echter kort na zijn hoogtepunt op de fles.

Enkele bedenkingen bij het bouwproject A.

Men vindt bij de bunkers gebouwd door de firma Siegwart weinig bunkers met extra valse ramen. Wel merkwaardig, daar er toch vrij veel bunkertjes bijzitten met het uitzicht van huizen. De ramen die men kon zien, dienden meestal enkel ter camouflage van de schietgaten. Uitzonderingen hierop zijn de spoorwegbunkertjes S5, S6 en D19 en de zware bunker S8 langs de steenweg te Kwatrecht. Deze bezitten allen wel extra valse ramen.

Het bouwproject wordt ook gekenmerkt door enkele types van bunkers die men nergens anders meer op de linie terugvindt. Zo zijn er enkele testen van bunkers terug te vinden zoals D20 en AV14. Ook AV13 kan wel wat als een testbunker beschouwd worden. Daarnaast vindt men er ook enkele zeer specifieke spoorwegbermbunkertjes terug met opvallend kleine schietgaten en een groter uitgewerkte beschermingsneus (oreillon).

Ook opvallend is dat bij veel van de originele grondplannen nog een extra kamertje te zien is, achteraan de tweede mitrailleurkamer. Van hieruit zou men dan via een klein schietgaatje tussen dit extra kamertje en het toegangssas, dit laatste met een handwapen onder vuur kunnen nemen. Dit extra kamertje is echter bij geen enkele van de bunkertjes effectief gebouwd. Wel is er in de originele gepantserde deuren een compromis voorzien. Er zat namelijk een klein schuifje in dat men van binnenuit kon openen om op die wijze het toegangssas toch onder vuur te kunnen nemen.

Er zijn in het militair archief documenten te vinden waarbij melding gemaakt wordt van het seponeren van dit extra kamertje. Dit was enkel als basis voorzien bij de bunkers van bouwfirma A. Zo was dit extra kamertje voorzien bij al deze bunkers: C18, D21, A43, Av15, A41, A46, Av14, Av16, A39 en D20. Het niet bouwen van deze extra kamertjes zou achteraf voor een aanzienlijke bijkomende besparing zorgen in de kostprijs van het bouwproject A.

Bouwproject A zal het eerste bouwproject zijn dat van start ging op de bunkerlinie. De originele contractuele overeenkomst tussen de aannemer en de militaire overheid dateert van 30 oktober 1934. Voor het bouwproject vindt men dan ook de eerste officiele aktes reeds terug voor akkoord getekend op 5 september 1934. Deze eerste akte (tevens ook de eerste akte voor de bouw van de ganse linie) betrof deze voor de bunker A41 te Kwatrecht (achter huidige kerkhof van Kwatrecht). Gezien reeds het getekend zijn van de contractuele overeenkomst met de aannemer, volgde daarop een eerste grote onteigeningsgolf in deze regio met terreinen en erfdienstbaarheden voor de meeste bunkers regio Kwatrecht en Melle. Deze eerste golf zou eindigen op 9 januari 1935 met de onteigening van het terrein voor de bunker A39 (toen nog deel uitmakend van de terreinen van de landbouwschool, het huidige Mariagaard, en heden verdwenen onder de afrit van de autostrade).

Er zou voor deze bouwfirma nog een tweede onteigeningsgolf starten en eindigen op 28 mei 1935. Op deze dag werden alle bijkomende nog ontbrekende aktes afgehandeld die nog ontbraken voor dit bouwproject. Dit betrof alle aktes van bunkers die werden gebouwd in de directe omgeving van de spoorlijn Oostende-Brussel, met name de bunkers D19 en Av13, ook de bijkomende erfdienstbaarheden voor de bunkers in de spoorwegtaluds ingewerkt te Melle, zijnde B42, B43 en B44 werden toen nog afgehandeld. Voor die bunkers dienden geen gronden te worden onteigend omdat deze terreinen reeds eigendom waren van de staat (Spoorwegterreinen). Daarnaast was er ook nog een grotere akte voor de bunkers Av14, B45 en D20. Allicht dient men de toestemming voor de bouw van de kleine bunkers S5 en S6 (verdwenen onder de spoorwegbrug te Kwatrecht in 2006) ook in dezelfde periode te plaatsen.

Het valt dan ook zwaar te betwijfelen of hetgene wordt beweerd over deze firma wel kan kloppen. Deze bouwfirma kan onmogelijk zijn project afgehandeld hebben binnen de contractueel voorziene datum van 8 maanden na het tekenen van het contract tussen aannemer en militaire overheid. Dit zou willen zeggen hebben dat, gezien het contract werd getekend op 30 oktober 1934, de aannemer reeds zou moeten alle bouwwerken afgehandeld krijgen tegen eind juni 1935. Er wordt beweerd dat de aannemer de werken startte in december 1934. Hij zou deze afgehandeld hebben in een periode van amper 7 maanden, wat zou neerkomen op alles afgewerkt in juni 1935. Dit lijkt praktisch onmogelijk als men weet dat bij die redenering de firma er zou moeten in geslaagd zijn nog zeker 10 bunkers te bouwen in een periode van amper 1 maand (28 mei 1935 tot en met 30 juni 1935). Dit is 40% van het ganse bouwproject van 25 bunkers...

Overzicht van de gebouwde projecten met bijhorende prijzen.

Hoe deze prijzen gaan interpreteren.

Het lijkt niet zo evident een degelijke omrekening te vinden tussen de waarde van 1 BEF in 1934 en 1 BEF anno 2013 (verhouding 1€ = 40.3399 BEF). Dank aan enkele professoren van de Unief Gent die hielpen aan een vlotte omrekening te komen, met name Mr Eric Vanhaute en Mr Wouter Ronsijn. Hierdoor kan ik u toch een gefundeerde omrekening geven om een vlotte beoordeling en interpretatie mogelijk te maken.

Als we zuiver op basis van de consumptieprijsindexcijfers 1934 met 2013 gaan vergelijken moet men vaststellen dat door de inflatie van de Belgische Frank in de periode tussen 1934 en 2013, deze ene BEF in 1934 reeds moet aanzien worden als 35 BEF in 2013. Om deze reden zou men dus alle prijzen die u in de volgende tekst vindt, moeten vermenigvuldigen met een "factor 35" om in 2013 over dezelfde som geld te spreken.

Daarnaast zit men nog met de parameter dat heden de lonen wel gekoppeld zitten aan de consumptieprijsindex maar dat dit zeker vroeger niet altijd het geval is geweest. Zo diende in 1934 een ongeschoolde arbeider (loon +/- 4.10 BEF/uur) ongeveer dubbel zo lang te werken om die ene BEF te verdienen vergeleken met deze zelfde ongeschoolde arbeider in 2013 (loon +/- 305 BEF/uur of 7.56 €/uur) diende te werken voor deze eerder gemelde 35 BEF te verdienen. De werkelijke verhouding is ongeveer 0.47.

Dit maakt dat als men wil de prijzen gaan vergelijken met prijzen die evenveel doorwegen op het loon van een arbeider heden in 2013, we de eerder gevonden 35 BEF nog eens dienen te delen door 0.47. Op die wijze komt men dus rekening houdend met de levensduurte uit dat:

1 BEF in 1934 ongeveer overeenkomt met een bedrag van 74 BEF (1.84€) in 2013, een "factor 74" dus.

Telling Nr Oud nr Totaal prijs Totaal opnieuw Totaal
      volgens Ori. alles verdeeld prijs
      offerte
zr assen en beplantingen
per bunker
Goedgek.
(incl. bijk.
        30/10/1934 zaken)
      (Bef) (Bef) (Bef)
1 D19 AW1      
71.825,02 72.133,77 72.433,77
2 C18 AW2      
61.952,67 62.041,42 62.341,42
3 D21 AW3      
70.498,22 70.806,97 71.106,97
4 D23 AW4      
40.105,71 40.160,71 40.310,71
5 A44 AW5      
86.527,44 86.608,69 86.758,69
6 A43 AW6      
66.705,44 66.992,94 67.292,94
7 AV15 AW7      
65.159,18 65.467,93 65.767,93
8 A42 AW8      
71.904,11 72.212,86 102.512,86
9 S8 AW9      
74.550,32 74.557,82 76.707,82
10 A41 AW10      
64.637,58 64.946,33 65.246,33
11 A46 AW11      
69.428,83 69.716,33 70.016,33
12 A45 AW12      
69.206,54 69.467,79 69.767,79
13 AV13 AW13      
78.085,80 78.153,30 108.453,30
14 AV14 AW14      
64.276,59 64.334,09 64.634,09
15 AV16 AW15      
66.655,57 67.240,57 67.540,57
16 S5 AW17      
42.979,93 43.008,68 43.158,68
17 S6 AW18      
45.436,72 45.465,47 45.615,47
18 A40 AW19      
70.813,02 71.095,52 71.395,52
19 A39 AW20      
67.441,47 67.723,97 68.023,97
20 D20 AM1      
66.244,93 66.259,93 66.559,93
21 B42 AM2      
47.201,88 47.278,13 47.428,13
22 B43 AM3      
46.935,96 47.012,21 47.162,21
23 B44 AM4      
47.197,64 47.252,64 47.402,64
24 B45 AM5      
75.153,42 75.483,42 75.633,42
25 B46 AM6      
63.489,84 63.557,34 63.857,34
           
      1.594.413,83 1.598.878,83 1.667.128,83
      Bef Bef Bef

De eerste kolom met prijzen toont ons de prijzen zoals ze origineel zijn terug te vinden op de offerte van 30 oktober 1934. Hierop werden reeds, soms zeer sumiere correcties aangebracht ten opzichte van de getallen die er orgineel opstonden. Wel heeft de militaire precisie voor deze aanneming wel wat gefaald, als men de meetstaat letterlijk gaat narekenen op basis van gehanteerde prijzen en hoeveelheden, zijn er toch wel wat fouten terug te vinden. Voor onze aannemer zat er in totaal ongeveer voor een kleine 500 Bef aan rekenfouten in in zijn nadeel.

De offerte vermeldde echter onderaan nog apart de aankoop van 41 draadstangen voor in de schietgaten aan 7.5 Bef/stuk (41 stuks te voorzien). Daarnaast waren ook nog eens voor 4257.50 Bef aankopen van beplantingen voor rond de bunkers voorzien. Ook deze werden nog niet mee verdeeld over de bunkers.

De tweede kolom geeft u de gecorrigeerde prijzen waarbij deze zaken wel zijn opgenomen in de berekening en volgens logica verdeeld over de bunkers waar bepaalde planten logisch zouden zijn geweest. Deze herrekening bevat dus wel degelijk nog een gedeelte een schatting. Totale hoeveelheden kloppen wel met de originele hoeveelheden.

De derde kolom geeft dan nog eens de prijzen per bunker aangevuld met een aantal zaken die niet door de aannemer zelf dienden aangeleverd te worden. Het handelt hem in dit geval over de chardomes, koepels, ventillatoren, ... Deze zaken werden door de militaire overheid zelf aangekocht en dienden in een naburig station door de aannemers afgehaald te worden om ze in de bunkers te monteren.

Het totale project werd uiteindelijk goedgekeurd voor 1.598.878,83 Bef (voorzien als te betalen aan de aannemer). In praktijk zou achteraf de som nog met een kleine 100.000 Bef dalen omdat in dit project op het laatste nippertje werd beslist een bij een heel aantal bunkers voorziene extra ruimte naast het toegangssas, niet te bouwen.

Toch zitten er in de prijsberekening ook wel verschillende zaken die niet stroken met wat in werkelijkheid werd gebouwd. Zo zijn er in het kostenoverzicht per bunkertje van dit project, 5 bunkers uitgerekend alsof ze volledig gecementeerd zijn geweest, alhoewel ze in realiteit ommuurd waren met baksteen. Dit betrof de bunkers S5, S6, AV13, A40 en A45. In praktijk moet men wel vaststellen dat het globale prijsverschil tussen cementeren of met baksteen ommuren, niet zo gigantisch veel maakt. Globaal is het ommuren met baksteen, iets duurder dan het proces van het cementeren. Men mag wel niet vergeten dat gecementeerde bunkers nadien ook altijd dienden geverfd te worden wat de prijzen al heel wat korter bij elkaar laat komen. Voor de kleine bunkertjes zoals S5 en S6 zou dit een klein prijsverschil van zo een 300 Bef opleveren terwijl dit voor de grotere exemplaren een verschil maakte van zo een 500 a 600 Bef.

Zaken die in de bovenstaande kostprijzen nog steeds niet begrepen zitten zijn:

  1. Het eigenlijke onteigenen van de gronden, eventuele bijkomende erfdienstbaarheden,....
  2. Vast opgestelde wapens zoals de vast opgestelde 47mm kanonnen. (eigenlijke aankoop ervan.)
  3. Bijkomende kosten om nog andere types van wapens te kunnen opstellen dan de standaard voorziene Maximmitrailleur. (aanpassingen om Hotchkiss- en Coltmitrailleur, als mogelijks ook de Browning FM30)